Start met het maken van een vaste maar maak deze af met de nieuwe kleur door de nieuwe kleur door de twee lussen op je haalnaald te halen (afb 1 t/m 4). Je ziet de oude kleur bij de vaste waarin je wisselt (afb 4) en in de volgende steek zie je de nieuwe kleur in je werk (afb 8).
Wanneer je eenmaal wisselt, knip je je draad van de oude klaar af en haak je de oude draad een aantal steken mee om het zo goed vast te zetten.
Wanneer je zoals in dit voorbeeld blijft wisselen van kleur, laat je de draad gewoon achter je werk hangen en knip je het niet af. Je zet de oude draad wel even vast door het eenmaal mee te haken met de nieuwe kleur zoals op afbeeldingen 5 t/m 8 te zien is. Je pakt de 'oude' draad gewoon weer op wanneer je weer terugwisselt. Let er bij het terugwisselen op dat je de draden lang genoeg houdt. De draad moet minimaal net zo lang zijn als de bolling (het deel van je werk dat de draad moet overbruggen bij een terugwisseling) van je werk. Neem dit ruim zodat de draden je werk niet strak trekken. Zie onderstaande afbeelding.
Wanneer je de kleurovergangen niet strak genoeg gehaakt vindt, kan je je steken eenvoudig aantrekken door gelijk na de wisseling even aan je werkdraad van je nieuwe kleur en het loshangende draad van je oude kleur te trekken. Wanneer je pas later merkt dat de overgang niet strak, maar nog wat bobbelig is, kan je wel nog aan de oude, loshangende kleur trekken en de steek met de 'oude' kleur nog aantrekken.